Koelakken en tractorboeren – over een vergelijking die niet spoort

Sommige linkse en radicale mensen zetten de recent actievoerende agrarische tractor-ondernemers op een lijn met de koelakken uit Ruslands revolutionaire geschiedenis. Je komt dat af en toe op Twitter tegen. Ik snap de woede die mensen tot deze typering en woordkeus brengt. Maar het is verkeerd en politiek niet ongevaarlijk. Een verkenning in de geschiedenis van de Russische Revolutie en de vroege Sovjet-staat is wellicht behulpzaam en sowieso aardig om te doen.

Revolutie

Wie waren de koelakken? Het woord werd en wordt gebruikt voor de rijke boeren in Rusland, voor de Russische revolutie van 1917, tijdens die revolutie en in de eerste 15 jaar erna. Bij ‘rijk’ moet je je geen grootse voorstelling maken. Ze hadden een iets groter stuk land dan hun boeren. Ze zetten bij het bewerken ervan niet alleen de arbeid van de eigen familieleden in, maar ook van twee of drie landarbeiders. Ze hadden iets meer koeien en kippen dan hun boeren. Ze wekten daarmee afgunst van armere boeren. Tegelijk waren ze doorgaans in de gemeenschap van overwegend arme boeren ingebed via instituties als de boerencommune, de zogeheten mir. Het hele boerendorp, koelakken tot en met arme boeren, had een gemeenschappelijk belang tegenover de grootgrondbezitter van wie de boeren het land pachtten, vaak onder hele belastende voorwaarden. Je had een uitgebuite boerengemeenschap, waar ook die koelakken deel van uitmaakten, ok al waren ze binnen die gemeenschap uitbuiter op kleine schaal. Maar de hele uitgebuite boerengemeenschap samen stond tegenover de landheren.

Heel belangrijk bij dit alles: deze boerengemeenschappen waren grotendeels zelfvoorzienend. Ja, de overschotten – bruut afgeperst door de grootgrondbezitters – werden op de markt gebracht en vaak geëxporteerd. Maar de dynamiek van de landbouw was tot aan 1917 gericht op zelfvoorziening. In het jargon van sociaal geografen: dit waren peasants, geen farmers zoals de puur commerciële agrariërs die vandaag in tractoren rondrijden op kosten van de agro-business. De sociale verschillen binnen die peasant gemeenschappen in Rusland waren niet enorm groot.

De mate waarin hier kapitalistische verhoudingen waren doorgedrongen is omstreden. Lenin, later aanvoerder van de Bolsjewistische partij, maakte naam als marxistisch theoreticus door een boek waarin hij aan probeerde te tonen dat de Russische economie, vooral ook de landbouw, al onomkeerbaar kapitalistisch was geworden. Hij schreef dit boek met een polemisch doel. Hij wilde laten zien dat Rusland onvermijdelijk het kapitalisme door moest voor het aan socialisme toe zou zijn. Het kwam hem daarom goed uit als hij aannemelijk kon maken dat het kapitalisme al vrij ver was doorgedrongen, ook op het Russische platteland. Daarmee dacht hij een weerlegging te geven aan een niet-marxistische radicale stroming, de zogeheten Narodniki, die stelden dat Rusland het kapitalisme over kon slaan en een socialisme kon opbouwen door de boeren als basis en uitgangspunt te nemen. Als socialisten zich baseerden op die traditionele boerengemeenschap konden die de springplank zijn waarmee Rusland meteen het socialisme in kon springen. Zo stelden die Narodniki. Maar dat vergde levensvatbare boerengemeenschappen die nog niet helemaal door kapitalistische marktverhoudingen waren ontwricht. Lenin meende aangetoond te hebben dat die kapitalistische ontwrichting al zover gevorderd was dat de Narodniki met hun boerengemeenschap als springplank een illusie najoegen. Wat nodig was volgens hem: een arbeiderspartij, om te zijner tijd het gaandeweg kapitalistisch wordende Rusland over te nemen en naar het socialisme aan te voeren. Wie gelijk had, zou echter niet door Marxistische boekenwijsheid worden uitgemaakt.

In 1917, na een voorronde in 1905, was het zover: de revolutie. Stakingen demonstraties, straatgevechten van arbeiders, muiterijen van soldaten, kegelden in maart 1917 de Tsaar, de keizer, uit de macht. Er kwam een regering van liberalen en later ook sociaaldemocraten, die veel beloofde, maar alles uitstelde tot later. Rusland moest eerst, samen met Frankrijk en Engeland, de oorlog winnen van Duitsland. Of soldaten die geen zin hadden om voor de Tsaar te sterven, dat alsnog wilden doen nu de regering democratie en sociale vooruitgang beloofde maar niet waarmaakte, want ja, de oorlog…

Zo werd de boosheid van arme mensen die hen in opstand tegen de Tsaar hadden gebracht, natuurlijk niet weggenomen, Die groeide vanaf het voorjaar enorm. De radicale vleugel van de Russische Sociaaldemocratische Partij, inmiddels als zelfstandige partij opererend en bekend als de Bolsjewistische Partij, gaf na die boosheid effectief uitdrukking. Ze won tijdelijk het vertrouwen van stedelijke arbeiders, zag dat boeren in opstand aan het komen waren terwijl soldaten – boeren in uniform, doorgaans – het front verlieten en naar huis gingen om te helpen met de oogst. Lenin schatte in dat het moment gekomen was om de voorlopige regering omver te werpen en de macht te grijpen. Die machtsgreep vond plaats in de herfst van 1917 en kwam bekend te staan als de Oktoberrevolutie. De echte revolutie was intussen niet die machtsgreep, maar de onderstroom van boeren- en arbeidersverzet die de machtsgreep mogelijk had gemaakt om vervolgens systematisch met het autoritaire en bureaucratische resultaat ervan in botsing te raken.

Staat tegen bevolking

Die Bolsjewieken, nu de nieuwe machthebbers, had aanvankelijk veel steun in de steden, waar arbeiders in aanvankelijk vrij gekozen raden (sovjets) Bolsjewieken aan meerderheden hadden geholpen. Die arbeiderssteun raakten de Bolsjewieken gaandeweg kwijt, maar dat verhaal laat ik hier even liggen. Op het platteland waren boeren al in de loop van 1917 intussen volop bezig gegaan de landheren te verdrijven en het bezit van die grootgrondbezitters onderling te verdelen. Dat was een werkelijke revolutie. Die dekselse Narodniki waar Lenin tegen polemiseerde, hadden het toch niet helemaal verkeerd gezien. Vanuit de traditionele boerengemeenschappen waarbinnen een radicale wind allerlei patriarchale verhoudingen op de helling zette, waren boerenraden gevormd, sovjets, die de landverdeling regelden en het zelfbestuur ter hand namen.(2)

Bolsjewieken gaven steun aan de verdeling van het land door en onder de boeren zelf. Het was echter geen Bolsjewistisch programmapunt, maar Bolsjewieken benutten het wel als breekijzer tegen de macht van de grootgrondbezitters. Maar Bolsjewieken wilden iets anders dan grondverdeling en zelfbestuur van boerendorpen: uiteindelijk wilden ze collectief boerenbedrijf. Daarvoor ontbrak hen vooralsnog de kracht. Lenins hoop was aanvankelijk: stedelijke arbeiders vervaardigen producten waar de boeren behoefte aan hebben; de nieuwe regering zorgde er dan voor dat die producten geruild werden tegen graan dat boeren produceerden en waarmee de regering de stadsbevolking zou voeden. Educatie en propaganda zou boeren dan gaandeweg met zachte drang richting collectivisering brengen.

Het was leuk bedacht, maar het werkte voor geen meter. De industrie was niet in staat de spullen te leveren waar boeren iets aan hadden. De regering van Lenin en zijn Bolsjewieken ging over tot een politiek van gedwongen inbeslagname van graanoverschotten. Daartoe vaardigden autoriteiten in de Sovjetrepubliek een Decreet voor Voedselinkoop uit, dat strenge straffen aankondigde voor wie niet meewerkt. Voorraden waren er genoeg, volgens het decreet, maar die waren in handen van ‘ de rijke koelakken’ en de ‘plattelandsbourgeoisie’… (3) Gewapende eskaders van partij-activisten gingen de boerendorpen in, inspecteerden de voorraden graan en namen alles mee wat zij definieerden als zulke overschotten. In de praktijk namen ze vaak meer mee, soms doodleuk al het graan dat ze konden vinden. Boeren hadden zo geen zaad om te zaaien voor volgend jaar, en vaak niet eens graan genoeg om de winter door te komen.

Zo brachten die eskaders honger op het platteland in desperate pogingen om de steden te voeden. Dit ging verder dan wat het decreet voorschreef, maar aan dat soort wettelijk subtiliteiten hadden boeren weinig als ze tegenover die gewapende afpersingsbrigades stonden. Pogingen van boeren en arbeiders om zelf rechtstreeks uitwisseling van industrieproducten en graan op te zetten, werden door de zich consoliderende Bolsjewistische staat als ‘speculatie’ en ‘smokkel’ aangemerkt en met grove repressie tegengewerkt. De staat ontvouwde zich binnen een half jaar als een politiestaat die tegenover boerengemeenschappen zo ongeveer optrad als koloniale overheerser.

In de steden bevond zich intussen de arbeidersklasse, dat fameuze proletariaat uit wiens naam de Bolsjewistische machthebbers hun dictatuur uitoefenden. Maar die dictatuur heerste feitelijk over die arbeiders, waarvan velen zich dan ook op allerlei manieren verzetten. In de Republiek van Arbeiders en Boeren leden boeren en arbeiders voornamelijk honger en andere ontberingen, terwijl Bolsjewistische bureaucraten bestuurden en zichzelf bij het verdelen van rantsoenen zelden op de laatste plaats stelden. Dat het leven voor arbeiders en boeren in de gebieden waar tegenstanders van de nieuwe machthebbers de macht heroverden – er woedde een bloedige burgeroorlog tussen de Roden en de Witten, de Bolsjewieken enerzijds en de rechtse contrarevolutionairen anderzijds – vaak nog erger was, mag waar zijn maar was toch wel een hele schrale troost.

De Bolsjewieken dachten voor hun beleid ook steun binnen boerendorpen te kunnen organiseren. Ze zetten comités van arme boeren op, om binnen de dorpen de klassenstrijd tegen de koelakken aan te wakkeren. Daar zijn ze dus eindelijk, die rijke boeren. Maar wat bleek? De solidariteit van een boerendorp was sterker dan de sociale tegenstelling tussen rijke en arme boeren. Sterker: wat in veel dorpen na het verdrijven van de landheren gebeurde, was een gelijktrekking van de sociale verhoudingen, een herverdeling waardoor arme boeren er wat bij kregen en koelakken wat kwijt raakten Dat deden dus niet de Bolsjewieken; dat regelden boerengemeenschappen zelf. Het lukte de Bolsjewistische autoriteiten nauwelijks om de koelakken er uit te lichten en de rest van de boeren tegen hen op te zetten. Bovendien hadden fanatieke Communisten de neiging om alle boeren weg te zetten als profiteurs, als uitzuigers van de steden, als koelakken. Dit alles maakte Bolsjewistische pogingen om binnen de dorpen landarbeiders en arme boeren tegen koelakken te mobiliseren extra moeilijk.

Het plan om de koelakken tot volksvijand aan te merken mislukte op het platteland goeddeels. Koelakken, dat waren de iets rijkere buren bij wie de wat armere boeren leenden als het slecht ging en voor wie de zoons van armere boeren seizoensarbeid verrichten om het inkomen wat aan te vullen. Ja, er was sociaal verschil binnen de dorpen, maar de tegenstellingen lagen in werkelijkheid niet half zo scherp als in de Bolsjewistische propaganda. Het waren niet de ultieme vijanden die Bolsjewieken er perse in wilden zien. Die miskenden volstrekt de cohesie van de traditionele, maar met het wegvallen van de landheer ook goeddeels zelfbesturende, boerendorpen.

Dat die comités van arme boeren op de been geholpen waren door dezelfde regering die de dorpen liet terroriseren om de het graan afhandig te maken, zal die comités ook niet populairder hebben gemaakt. Het experiment van die comités van arme boeren werd binnen een jaar opgedoekt. Maar de gedwongen graanleveranties gingen door tot begin 1921 en maakten het bewind gehaat bij de meeste boeren. De angst echter dat bij een Rode nederlaag de Witten het grootgrondbezit in ere zouden herstellen, zorgde ervoor dat veel boeren de Witten nog net iets harder tegenwerkten dan de Roden. Systematische repressie deed de rest. Zo wonnen de Bolsjewieken, sinds 1918 Communisten genoemd, de burgeroorlog en hielden ze de macht. Dat had in 1921 zijn beslag gekregen. Politieke rivalen waren intussen hardhandig uitgerangeerd, stakingen gebroken, opstanden van rechts maar vooral ook van links hardhandig neergeslagen. De namen van Nestor Makhno en zijn anarchistische guerrillastrijd,(4) en van de matrozen van Kronstadt die werkelijk vrije sovjetmacht wilden in plaats van Communistische partijdictatuur,(5) leven voort als herinnering aan het feit dat de Russische revolutie over iets anders ging dan wat de Bolsjewistische machthebbers er van hadden gemaakt.

De Bolsjewistische machthebbers stonden aan het eind van die burgeroorlog tegenover een getergd boerenland dat via opstanden duidelijk maakte dat ze vooral die graanleveranties niet meer verdroeg. De regering ging overstag en verving die leveranties nu door een regulier belastingstelsel waar boeren na een vaste afdracht vrij konden beschikken over hun product en er ook handel in mochten drijven. Daarmee herleefden boerengemeenschappen, maar daardoor groeiden daarbinnen ook de sociale verschillen en kreeg het verschijnsel ‘koelak’ haar gedaante als rijke agrarische profiteur weer een beetje terug.

Aanvankelijk stimuleerde het regeringsbeleid marktwerking op het platteland, en hielp daarmee zelfs die koelakken. Het idee was om koste wat het kost te economie en de voedselproductie weer op gang te krijgen, en een flinke scheur particulier kapitalisme was daartoe het instrument. Maar terwijl de agrarische productie groeide, bleef de industriële groei achter. Boeren wilden voor hun graan echter ook wel iets terug zien. De staat die de industrie in handen had, had in ruil echter weinig te bieden. De tegenzin van boeren – in principe van alle boeren, bepaald niet alleen die koelakken! – om te leveren zonder er veel voor terug te zien, werd voelbaar. Er dreigden voedseltekorten in de steden, er was sprake van een ‘graanstaking’ een soort weigering van boeren om het graan te leveren tegen wat zij ervoeren als veel te lage prijzen. Bovendien wilde de regering de industrialisatie ter hand nemen. Daarvoor was voedsel nodig voor de arbeiders, plus graan voor export om aan machines te komen. Allebei waren in handen van boerengemeenschappen die dat graan logischerwijs niet zomaar wilden af staan. Ze wilden zelf ook leven en een behoorlijk bestaan.

De liquidatie va de koelakken als klasse

De partijleiding, en daarmee de ‘communistische’ regering, aarzelde. Even leek ze koers te zetten richting nog meer marktwerking en een beleid waarin rijkere boeren en stedelijke kapitalisten de ruimte zouden krijgen. Maar in 1928-1929 maakte de partij, inmiddels stevig in de greep van Stalin, een drastische ommezwaai. Boeren werden weer gewapenderhand gedwongen graan af te staan zoals in 1918. Bovendien werd nu van hogerhand collectivisering bevolen en doorgedrukt: boeren werden in collectieven gedwongen onder strak staatstoezicht. Over de productie beschikte nu de staat. Die had nu haar graan, voor export en om arbeiders te voeden die intussen tegen hongerlonen aan het werk gezet werden om enorme staalfabrieken neer te zetten, kanalen aan te leggen en zo meer. Mechanisatie van de landbouw zorgde er bovendien voor dat een deel van de dorpsbewoners werk kon gaan zoeken in de industrie en de bouw in de steden.

De ‘communistische’ staat gedroeg zich als een gigantische kapitalist in de steden, en als grootgrondbezitter op het platteland. Feitelijk was de collectivisering in Rusland net zoiets als de enclosures in Engeland in de zestiende en zeventiende eeuw: de vervanging van traditioneel landbezit en gewoonterecht door kapitalistische eigendom, en het landloos maken van de plattelandsbevolking die daarmee van boeren feitelijk in arbeiders, of in Rusland tot een soort van staatshorigen werden gemaakt voor zo ver ze niet de stedelijke arbeidersklasse werden in gejaagd, in het Russische Magnitogorsk zoals eerder in het Engelse Manchester.

Wie zich verzette – door te staken tegen die hongerlonen, door zich te keren tegen de gedwongen collectivisering, zelfs door binnen de Communistische Partij kritiek naar voren te brengen – riskeerde gevangenisstraf, deportatie en dwangarbeid in strafkampen, heel vaak met dodelijke afloop. Zo vestigde die Communistische partij een stelsel van extreme uitbuiting zoals een snelle kapitalistische ontwikkeling van een tot voor kort traditionele agrarische maatschappij dat met zich meebrengt. Maar zo werd het niet genoemd. Alle verschrikkingen die plaatsvonden, werden toegedekt of gelegitimeerd als stappen in de Opbouw van het Socialisme.

Hier bewees het concept ‘koelakken’ haar waarde voor de machthebbers! Die ellende werd de boeren aangedaan om… ze van het juk van de koelakken te verlossen. Dat is zo ongeveer wat de partijleiding beweerde. Boeren die weigerden tegen lage prijzen graan te leveren? De koelakken zetten hun dorpsgenoten aan tot hamsteren! Weerstand tegen de gedwongen de collectivisatie? Daar zaten de koelakken achter! Kritiek op de despotische maatregelen die Communistische bestuurders namen in en tegen de dorpen? De koelakken!

‘Koelakken’ werd in de dorpen wat ‘trotskisten’ in de steden werd: het scheldwoord voor opponenten van welke aard dan ook. Natuurlijk: er bestonden echt trotskisten: aanhangers van Leon Trotski die de eerste jaren Lenin terzijde stond als hardhandige machthebber en rond 1923 behendig werd uitgerangeerd door Stalin en andere leiders. Hij en zijn volgelingen ervoeren hoe het is om repressie te ervaren in plaats van enkel uit te oefenen zoals hun grote held in de jaren 1917-1921 dat meedogenloos deed. Die trotskisten ontdekten in 1927 wat anarchisten al in 1917 vreesden en in 1918 wisten uit ervaring: de staatsmacht in partijhanden deinst voor niets terug om haar macht te vestigen, te handhaven en uit te breiden. Trotski hielp die partijmacht op te bouwen. Maar nu die macht zich tegen hem, zijn opvattingen en zijn medestanders keerde, vonden hij en zijn medestanders het niet meer zo leuk. Ze gingen, op zichzelf moedig maar weinig geloofwaardig en veel te laat, in de oppositie. Ja, trotskisten bestonden dus (er gaan geruchten dat ze nog steeds bestaan). Maar het beeld van trotskisten als verantwoordelijk voor aanslagen en sabotage alom, was een propagandaleugen, een samenzweringstheorie.

Iets dergelijks gold voor de koelakken. Natuurlijk: er waren relatief welvarende boeren voor wie het woord ‘koelakken’ opging. Maar de koelakken aanwijzen als groep aan wie alle ellende op het platteland kon worden toegeschreven, was een propagandaleugen, een samenzweringstheorie. Op hen liet de stalinistische staat een haatcampagne los. Die haatcampagne diende als onderbouwing van wat er werkelijk gebeurde.

Machthebbers verordonneerden ‘de liquidatie van de koelakken als klasse’. Wat ze feitelijk deden, was de hele boerenklasse van arm tot rijk typeren en behandelen als koelakken zodra ze maar de geringste weerspannigheid betoonde. Koelakken? Dat waren gewoon boeren die niet 100 procent meewerkten. Ongeveer zoals bij Poetin iedereen in Oekraïne die vasthoudt aan de Oekraïense identiteit, iedereen die niet erkent dat Oekraïners ‘eigenlijk’ gewoon Russen zijn, een nazi is. Natuurlijk: er zijn in Oekraïne ook echt nazi’s – maar Poetins standaard gebruik van het woord ‘nazi’s gaat echter niet specifiek over die mensen maar over Oekraïners als zodanig.

Natuurlijk, er waren rond 1928 echt rijkere boeren, die een terechte haat en afkeer op riepen onder armere mensen. Het woord ‘koelak’ zoals Stalin, zijn medeplichtigen en zijn volgelingen dat gebruikten, ging echter niet specifiek over deze mensen maar over boeren als zodanig, voor zover ze niet helemaal in de voorgeschreven pas liepen. ‘Koelakken’ was een scheldwoord, een discipline-woord, een levensbedreigend etiket. Aangewezen worden als koelak betekende: aangemerkt worden als iemand die van staatswege gedeporteerd, beroofd en afgemaakt te worden. We weten hoe de ‘liquidatie van de koelakken als klasse’ afliep: dwangarbeid, honger en van staatswege geforceerde massasterfte die miljoenen levens kostte, ongetwijfeld van wat rijke maar toch vooral ook van arme boeren.

Soms had de massasterfte een etnische dimensie: dat er in de jaren 1930 miljoenen Oekraïners omkwamen in de hongersnood die Holodomor bekend staat, was vast niet alleen omdat ze als boeren de collectivisering door de strot geduwd kregen, maar wel degelijk ook omdat ze als Oekraïner doelwit waren van onderdrukking. Die mensen kwamen niet zomaar van de honger om. Ze werden van staatswege uitgehongerd. ‘Serieuze schattingen van het aantal dodelijke slachtoffers in Oekraïne lopen van 2,5 tot 4 miljoen mensen’, aldus Marc Jansen in Grensland, een lezenswaardig boek over Oekraïne door de eeuwen heen. Honger –van staatswege opgelegde honger, was er elders in de Sovjet-Unie ook. ‘Volgens een recente schatting kamen er in het hele land 5 ,5 tot 6,5 miljoe4n mensen om’, aldus Jansen.(6)

Waarom die vergelijking dus niet deugt

Wat heeft dit nu te maken met het huidige toepassen van dat woordje ‘koelak’ op de huidige tractorboeren? Dat is om twee reden erg misplaatst. Koelakken in de reële betekenis van het woord waren boeren in een maatschappij op de drempel van feodale naar kapitalistische verhoudingen. Het waren geen hypermoderne ondernemers maar grotendeels zelfvoorzienende boeren met een wat groter overschot dan de rest. De twee soorten boeren gelijkstellen doet onrecht aan de werkelijke koelakken van het oude Rusland. Dat is een. Het is gewoon echt iets anders.

Erger is dat het woordje koelakken toch vooral refereert aan het vijandige beeld dat de Bolsjewistische staat, onder Lenin maar vooral onder Stalin, van boeren schetste. Koelakken als profiteurs, als vijanden van het volk, van de vooruitgang en het socialisme: het was propaganda en demagogie waarmee de Bolsjewistische staat onder Lenin van 1918 tot 1921 afpersing van alle boeren legitimeerde, en vanaf 1928 onder Stalin gedwongen onteigening, dwangarbeid en massamoord. Onze afkeer van de huidige actievoerende tractorbestuurders verwoorden met verwijzing naar strijd tegen koelakken suggereert een beetje alsof wat onder het mom van die strijd destijds met als koelak aangemerkte mensen gebeurde, uit revolutionair gezichtspunt ook maar enige waardering verdient. Maar de ‘strijd tegen de koelakken’ van destijds was in essentie de vestiging van stalinistisch staatskapitalistisch grootgrondbezit. Er was niets revolutionairs of bevrijdends aan. Misschien wel iets progressiefs, maar dat is dan een zoveelste teken dat progressiviteit een levensgevaarlijk concept is. De Vooruitgang is ook de vijand.

De noodzakelijke maar vrijwel ontbrekende, strijd tegen de huidige agrarische ondernemers heeft, als het goed is, met Stalins reactionaire, rood-verpakte kapitalistische terreurproject helemaal niets te maken. Om onze afkeer van die agressieve agrarische ondernemers/beroepsvervuilers/dierenmishandelaars uit te drukken hebben we dat ongeschikte woordje ‘koelakken’ echt niet nodig.

Noten:

1 Vladimir Iljitsj Lenin, ‘De Ontwikkeling van het Kapitalisme in Rusland’, in het Russisch verschenen in 1899. Engelstalige versie is op internet te inden als Vladimir Illich Lenin, ’The Development of Capitalism in Russia’, https://www.marxists.org/archive/lenin/works/1899/devel/index.htm

2 Morpheus, ‘Russia: Revolution, Counter-Revolution – An Anarcho-Communist Analysis of the Russiaan Revolution’, verschenen in 2003 in de Anarchist Library geplaatst in 2020, zie https://theanarchistlibrary.org/library/morpheus-russia-revolution-counter-revolution en dan met name de paragraag ‘Agrarian Revolution’, https://theanarchistlibrary.org/library/morpheus-russia-revolution-counter-revolution#toc2 Het is me een raadsel waarom deze uitvoerige en grondig onderbouwde tekst over de Russische Revolutie en haar ondergang zo onbekend is. Het is een aanrader.

3 Centraal Uitvoerend Comité, ‘Decree on Food Procurement’, 13 mei 1918, te vinden op https://www.marxists.org/history/ussr/events/revolution/documents/1918/05/13.htm
Dat Centraal Uitvoerend Comité was het orgaan dat het Congres van Sovjets leidde. Dat Congres was formeel baas naar de revolutie. In de praktijk regeerde de Raad van Volkscommissarissen, oftewel de regering, gedomineerd door de Bolsjewieken, die trouwens ook in Congres en Comité domineerden.

4 Zie het levendige, maar wel wat al te adorerende, verslag van Peter Arschinov, ‘History of the Makhnovist Movement (1918-1921)’, oorspronkelijk 1923, vertaling in het Engels verschenen 1974, online te vinden via https://theanarchistlibrary.org/library/peter-arshinov-history-of-the-makhnovist-movement-1918-1921

5 Het mooiste verslag van deze glorieuze tragedie is wat mij betreft Ida Mett, ‘The Kronstadt Commune’, oorspronkelijk uit 1938, in 1967 in het Engels verschenen, te vinden via https://theanarchistlibrary.org/library/ida-mett-the-kronstadt-commune

6 Marc Jansen, ‘Grensland – een geschiedenis van Oekraïne (Amsterdam, 2014, 2017) pag. 111 (eerste citaat), 112 (tweede citaat).

Peter Storm