De school als personeelsfabriek en deeltijdgevangenis

Het artikel hieronder schreef ik voor Buiten de Orde, het kwartaalblad van de Vrije Bond. daar is het, rijk geillustreerd met onder meer een mooie tekening van Joke Kaviaar, al geredigeerd en wel te lezen. Nu dus ook hier.

De school als personeelsfabriek en deeltijdgevangenis
Waarom school abolitionisme noodzaak is

Scholen horen in de lijst thuis waar kazernes, politiebureaus, banken en gevangenissen in thuis horen: ze dienen te verdwijnen, ze dienen te worden afgeschaft. Wat mij behoort hoort school abolitionisme – het streven om scholen af te schaffen – dan ook bij anarchisme, op dezelfde manier als de begrippen No Borders en ACAB bij anarchisme horen. Waar scholen overeind staan, daar is de jeugd deeltijdgevangene en halffabricaat, en daar zijn volwassenen ex-gedetineerden en eindproduct, en in zo’n maatschappij is autonomie een fictie. Want daar komt het op scholen gebaseerde onderwijsstelsel op neer: een gevangenisstelsel gecombineerd met een productieve bedrijfstak, in dienst van een autoritaire, kapitalistische maatschappij. Jazeker, ik ga deze extreme stellingname nog uitleggen ook.

Scholen en het onderwijsstelsel waar ze deel van uitmaken hebben een opmerkelijk hoge status in vrijwel alle maatschappijbeschouwingen en politieke richtingen. Voor rechts zijn scholen de instellingen waar kinderen de normen en waarden van de maatschappij worden bijgebracht, waar ze de vaardigheden opdoen om daarmee op een passende plek in de maatschappij te komen. Voor links geldt dat allemaal ook, alleen de normen en waarden zijn wat minder vastgeroest en hiërarchisch gedacht, de normen en waarden bevatten wat minder traditionele autoriteit en wat meer burgerschap en kritische zin, en er is meer oog voor ontplooiing zodat de passende plek iets minder bij voorbaat vast ligt. Scholen zijn voor links naast opleidingsinstituut en plek van maatschappelijke vorming ook hefbomen voor emancipatie en sociale rechtvaardigheid: via onderwijs kunnen kinderen uit arme gezinnen aan die armoede ontsnappen en hogerop komen en komt het talent van ieder kind tot zijn recht. Aldus de progressieve variant van de onderwijsmythe.

Aan de legitimiteit van het hele idee om jonge mensen in gebouwen te stoppen, zes tot achttien jaar lang, en er van alles mee te doen om de gewenste resultaten te bereiken, twijfelt van Bij1 tot en met Forum voor Democratie niemand. Het is een maatschappelijk dogma van de eerste orde: scholen zijn goed voor kinderen en goed voor de maatschappij. Ik geloof echter dat scholen slecht zijn voor kinderen, en slechts goed voor een maatschappij die de jeugd ziet als combinatie van ordeprobleem en gebruiksartikel-in-wording, als combinatie van raddraaier en product-in-de-maak.

Onderwijsinstellingen worden wel eens kennisfabrieken of leerfabrieken genoemd. Daar zit de halve waarheid in verpakt: scholen zijn inderdaad fabrieken. Maar ze vervaardigen geen kennis. Dat is ook helemaal niet nodig, want kennis wordt overal gevonden en vervaardigd waar mensen leven, waarnemen, daarover nadenken, op basis daarvan handelen, daarover praten en aldus van alles leren. Kennis ontstaat en groeit alom, en hoeft dus helemaal niet te worden ‘geproduceerd’. Voor zover bepaalde soorten kennis worden gesystematiseerd en bijvoorbeeld tot wetenschappelijke inzichten en theorieën uitgewerkt, gebeurt dat niet in onderwijsinstellingen, maar in onderzoekscentra, laboratoria, archieven en op zolderkamers van al dan niet verstrooide professoren. Niet op scholen, al zijn research instituten soms wel aan universiteiten – ook een soort scholen – vastgeplakt.

Op scholen worden kennis en vaardigheden doorgegeven aan kinderen, in standaardpakketten en hapklaar gemaakte brokken, waarbij de brokken en pakketten gaandeweg complexer worden en meer verteringsenergie verwerken naarmate de opleiding vordert. Maar doorgeven is iets anders dan produceren. En dat doorgeven gebeurt op een heel specifieke manier, met een zeer bepaald doel. Het lijkt alsof kinderen de ontvanger zijn van kennis en vaardigheden, alsof de jeugdige persoon de cliënt is van de school zoals de reiziger de cliënt is van het OV en de zieke de cliënt/patiënt van een ziekenhuis. Maar ook hier bedriegt de schijn. Scholen zijn geen dienstverlenende instellingen met de kinderen en eventueel hun ouders /verzorgers als degene aan wie die dienst verleend wordt. Wat zijn scholen dan wel?

Scholen zijn fabrieken! Scholen vervaardigen een product. Dat product is dus geen ‘kennis’, en ook geen ‘onderwijs’, hoezeer de onderwijsmythe ook beweert van wel. Het product van de school is: personeel. Scholen vervaardigen arbeiders. Scholen maken van kinderen systematisch arbeidskrachten die de arbeidsmarkt op kunnen om van daaruit productief te werk gesteld te kunnen worden in fabrieken en bedrijven die weer andere dingen maken die winstgevend verkocht kunnen worden, of in instellingen die op andere manieren pijlers zijn van de kapitalistische autoritaire orde. Scholen zijn zelf dus een van de pijlers van die maatschappij, want ze leveren het vereiste, onontbeerlijke personeel. Kinderen en hun ontplooiing zijn helemaal niet het doel van al die arbeid die in scholen wordt geleverd. Kinderen zijn de grondstof, die in het basisonderwijs tot halffabricaat wordt omgevormd, en in vervolgopleidingen tot eindproduct. Dat eindproduct is de arbeider, het personeelslid, afgeleverd om zich te laten uitbuiten in dienst van de orde. Het papier, het diploma, is het keurmerk van het eindproduct, het etiket, overigens doorgaans zonder garantiebewijs.

De productie van personeel dus. Dat – en niet de ontplooiing van de opgroeiende mens – is waarom deze maatschappij er scholen op na houdt, er aanzienlijke sommen geld in steekt, en steeds kijkt of het onderwijs beter kan. En ‘beter’ is hier een ander woord voor ‘productiever’, efficiënter in het produceren van nog meer gewillige, gedrilde, waar nodig initiatiefrijke en soms zelfs creatieve, maar altijd aan het productieproces ondergeschikte arbeiders. Ook het opleiden van docenten valt hieronder. Een docent is een arbeider wiens specialisme bestaat in het helpen vervaardigen van arbeiders uit de grondstof die ‘jeugd’ heet. Dat docenten zelf vaak hele andere, veel humaner motivaties hebben, doet hier niets aan af. Dat docenten binnen de geschetste context er soms gedeeltelijk in slagen – en gelukkig maar! – om de ontplooiing van leerlingen daadwerkelijk een zetje te geven, evenmin. Docenten die kinderen daadwerkelijk helpen, doorbreken daarmee de grenzen van hun voorgeschreven taak: arbeiders produceren. Daar moeten docenten vooral mee doorgaan! Maar het is dus niet waarom de school ze in dienst heeft.

Nu is er met de grondstof van het schoolse productieproces natuurlijk wel iets bijzonders aan de hand. Metaal en rubber en glas en microchips kun je in een gestandaardiseerd productieproces tot auto’s omvormen. Het rubber huilt niet, het glas loopt de klas niet uit, tegenover metaal hoef je geen orde te houden, en de microchips hoef je niet te schorsen als ze het niet doen. De grondstoffen en halffabricaten waaruit een auto wordt gemaakt zijn levenloze materialen. De grondstoffen en halffabricaten waaruit in scholen personeel wordt gemaakt zijn echter levende wezens. Die vinden zelf iets, die willen iets, en die uiten zich. Het produceren van arbeiders vergt dat de grondstof tegelijk arbeider is in het productieproces waarin die grondstof tot arbeider wordt omgevormd. Kinderen nemen – uiteindelijk tegen wil en dank, onvrijwillig, maar noodgedwongen wel actief – deel aan hun eigen vorming tot arbeiders. Ze produceren zich daarmee zelf, terwijl ze tegelijk tot product bewerkt worden door de volwassenen wiens taak het is arbeiders uit kinderen te hel[pen fabriceren.

Dit is natuurlijk een hoogst tegenstrijdige, explosieve toestand. Stel je voor dat meel een actief maar onvrijwillig aandeel had in haar eigen omvorming tot brood. Stel je voor dat flinke hoeveelheden meel dat eigenlijk helemaal niet wilden en gewoon op eigen voorwaarden lekker melig wilden zijn, zoals meel dat nu eenmaal eigen is. Het zou een gespannen toestand worden in zo’n meelfabriek: het meel zou wel eens dwars kunnen gaan liggen, waarmee de productie in gevaar zou komen en de fabriek een slagveld zou worden. Welnu, vervang ‘meel’ door ‘kinderen’ en je ziet waar ik op doel. Kinderen willen van alles: spelen, met vriendinnetjes en vriendjes omgaan en plezier hebben, hun nieuwsgierigheid bevredigen, dingen uitproberen en vragen stellen, slapen, lekkere dingen eten en drinken, stilletjes nadenken over wat ze allemaal zien en meemaken en ga zo maar door. Kinderen – opgroeiende mensen – willen leven en hun vleugels uitslaan, ieder op een eigen manier.

Wat doet de school? Die duwt dat allemaal weg of schaaft het bij, om kinderen tot personeel om te vormen. Aan alle kanten wordt daarmee inbreuk gedaan op de spontane behoeftes en verlangens van die kinderen. Het kinderplezier, het uitslaan van vleugels, de bevrediging van de jeugdige nieuwsgierigheid moet hetzij kapotgemaakt, hetzij gekanaliseerd worden in een ‘educatieve ervaring’ die je dan kunt meten met tests en waar je punten voor kunt geven op rapporten. Wat kinderen uit zichzelf geneigd zijn te doen, botst dag in dag uit met wat de school met de kinderen aan het doen is. Hier wortelt letterlijk klassenstrijd! Spijbelen, ‘wanordelijk gedrag’ en kattenkwaad zijn daarin de tactieken van een zichzelf vaak niet bewuste revolte van mensen die nooit hebben ingestemd met hun rol als grondstof of halffabricaat in een bedrijfstak die personeel van ze probeert te maken.

Kijk maar eens wat scholen kinderen boven alles bijbrengen. Rekenen, taal, aardrijkskunde, geschiedenis? Ja, maar ergens zijn dat bijzaken. Het allerbelangrijkste dat kinderen op en via school leren is: kom op tijd! Doe alles op tijd! Zorg dat je taak op tijd af is! Is je huiswerk al af? Ja mam, ik ben klaar. Ben je niet op tijd, dan wacht er straf, minstens een vermanend woord of – de grootste ramp van allemaal, zoals we in coronatijd hebben geleerd – leerachterstand. Tijd, tijd, tijd. De onderwerping van mensen aan een tot schema’s in vaste blokken opgesloten tijd is hoofdmoot van het onderwijsproces. Op tijd komen is natuurlijk precies die vaardigheid die elke fabrieksdirecteur en elke kantoorchef essentieel acht bij hun personeel. Clocks are cops, en deze politieagenten worden via schoolbel en briefje voor laatkomers hardhandig geïnternaliseerd, tot inwendige ordebewaker gemaakt op en via school. Het gaat hier niet alleen om op-tijd-komen, het gaat ook om voorgeschreven tijden waarin opdrachten moeten worden vervuld, om de dictatuur van de deadline dus. Wees op tijd, doe alles op tijd. Dat is wat de school je bijbrengt. Wat je binnen die tijd allemaal doet, is minder belangrijk.

Natuurlijk leren kinderen ook specifieke vaardigheden, namelijk die vaardigheden die nuttig zijn voor personeelsleden. Lezen is nodig om instructies te kunnen volgen. Schrijfvaardigheid is nodig voor allerhande formuleren en rapportage die met name administratief personeel nogal eens moet doen. Rekenvaardigheid is nauwelijks nog nodig in het tijdvak van rekenmachines, maar het leren rekenen heeft wel een sterk disciplinerende werken. Het gaat daarin om het toepassen van standaardprotocollen, iets waar het arbeidsproces van aan elkaar hangt. Waar Wikipedia alomtegenwoordig is, hoeft de jeugd wellicht niet meer alle provinciehoofdsteden uit het hoofd te leren. In plaats daarvan komt dan computervaardigheid, snel iets op kunnen zoeken en zo meer. Wat er precies verandert in het onderwijs, hangt van maatschappelijke context af. Maar het zijn veranderingen binnen het zelfde thema: hoe maken we van nieuwsgierige spelende en uit zichzelf wel degelijk ook lerende, levendige kinderen zo efficiënt mogelijk gedrilde gestandaardiseerde personeelsleden? De school heeft hiermee ook wel iets van een kazerne.

Van hier uit zien we dan ook de andere functie van het onderwijs: vrijheidsberoving. Om de jeugd tot arbeiders te kunnen omvormen is dwang nodig, lompe of subtiele dwang, manipulatie maar boven alles opsluiting. Denkt er iemand in alle ernst dat al die kinderen in al die klaslokalen zouden blijven als ze echt de vrijheid voelden om te vertrekken als ze wilden? Het is eigenlijk best merkwaardig dat zo veel mensen akkoord gaan met het opsluiten van kinderen in daartoe speciaal ingerichte gebouwen, vijf dagen in de week, gedurende een flink aantal uren per dag. Toch is dat wat de kapitalistische en autoritaire orde via de leerplicht doet: kinderen opsluiten. Deed die orde dat niet, dan zouden de kinderen misschien af en toe naar school gaan, om vriendinnetjes en vriendjes te zien en wat te leren als ze daar zin in hadden. Maar dan was het schematisch en gestandaardiseerd – en volledig eenzijdig – opleggen van een als leerprogramma vermomd productieproces aan al die levende wezens die als grondstof of halffabricaat in personeelsfabrieken moeten dienen, ondenkbaar en onuitvoerbaar. Als je het slachten van varkens laat afhangen van het vrijwillig bezoek van varkens aan slachthuizen, stort de productie van slachthuis Vion ook in.

Het is waar dat veel kinderen best graag naar school gaan: daar zien ze hun vriendinnetjes en vriendjes! En veel docenten zijn oprecht aardige en behulpzame mensen, waar kinderen soms nog iets van hun nieuwsgierigheid bij kwijt kunnen. Daar komt bij dat voor veel kinderen de situatie thuis aanzienlijk akeliger is dan op school, te vaak zelfs regelrecht onveilig. Dat is echter geen argument voor scholen en leerplicht. Het is een argument om aan die akelige onveiligheid eens iets te doen. Wat het verlangen naar omgaan met leeftijdgenoten betreft: ja dat gebeurt op scholen. En het is belangrijk! Maar het is niet waar de scholen echt voor zijn ingericht en opgericht. Kinderen die graag ‘naar school’ willen om hun vriendjes en vriendinnetjes te zien, verlangen niet zozeer naar het klaslokaal als naar het schoolplein. Ik denk dat er betere plekken te organiseren zijn om aan deze behoefte tegemoet te komen dan scholen met verplichte aanwezigheid.

Hetzelfde geldt voor het spontane leerproces, het bevredigen van jeugdige nieuwsgierigheid met behulp van oudere mensen die graag iets overdragen of bijbrengen of behulpzaam zijn om iets te leren. Wel eens gehoord van een bibliotheek? Daar gebeurt zoiets, dag in dag uit. Sluit de scholen, hevel docenten op vrijwillige basis over en vraag ze om coach te zijn in zo’n bibliotheek: aanspreekpunt voor kinderen met vragen. Bied cursussen aan voor wie dat wil, maar zonder dwang en zonder diploma-pretenties. Zul je eens zien hoeveel er echt geleerd wordt. Je kunt allerlei variaties op dit thema verzinnen, bibliotheken zijn de boekige vorm die mij vertrouwd is, voor heel veel mensen zullen andere vormen aantrekkelijker zijn. Voor een authentiek leerproces heb je geen scholen nodig, Sterker: die staan het spontane leren in de weg, omdat ze het ondergeschikt maken aan productie van arbeidskrachten, tot iedere prijs en ten koste van heel veel menselijk welzijn.

Terug naar het schoolonderwijs. Natuurlijk verandert er wel iets als jonge mensen niet meer leerplichtig zijn maar nog wel onderwijs volgen. Maar tegen die tijd is de rol die leerlingen en studenten hebben als mede-producent van zichzelf als personeel veelal zover gevorderd dat manipulatie volstaat. Bovendien: ook zonder leerplicht staat er een zware druk op studenten om een eenmaal begonnen opleiding af te ronden. Ook na de leerplichtige leeftijd is de leerling of student maar zeer gedeeltelijk vrijwillig op school of universiteit aanwezig. Die druk omvat alles, van financiële afhankelijkheid tot en met de angst voor de teleurstelling in de ogen van ouders. Wie stopt met een opleiding verdient in vrijwel elk geval een serieus compliment voor betoonde moed en initiatief, want zo eenvoudig en makkelijk uitvoerbaar is die beslissing helemaal niet.

Scholen zijn dus deeltijdgevangenissen, een soort werkkampen voor overdag. Dwang is inherent aan het hele schoolsysteem. Er is nog een reden waarom dit zo is. Scholen produceren namelijk niet alleen toekomstig personeel. Ze spelen ook een zeer belangrijke rol in de huidige productie, in het huidige functioneren van de maatschappij: kinderbewaarplaats. In die maatschappij zijn volwassenen veelal ‘aan het werk’. Zij – de eerdere producten van eerder onderwijs-als-personeelsproductie – verrichten arbeid in ondernemingen en instellingen. Zij worden ingezet in dienst van de orde en de winst in de autoritaire en kapitalistische maatschappij. Voorwaarde daarvoor is dat ze niet ook nog op hun kinderen hoeven te passen. Waar moeten die kinderen dan heen? Naar speciale, daartoe in het leven geroepen instellingen? Dat kan, maar dat kost de maatschappij extra geld. Breng ze naar school! Zo zijn scholen niet alleen de plaats waar toekomstige arbeiders worden geproduceerd. Scholen zijn tegelijk instellingen waarmee huidige arbeiders worden gevrijwaard van de ‘last’ van het opvangen van kinderen gedurende een aanzienlijk deel van de arbeidsdag.

Scholen als personeelsfabriek en als kinderbewaarplaats/deeltijdgevangenis: dat is de essentie van het onderwijs. Beide taken hebben met het welzijn van de opgroeiende jeugd net zo weinig te maken als meel malen het welzijn van graan dient. Beide taken zouden in een niet op winst gerichte en niet aan autoriteit onderworpen samenleving vanzelfsprekend komen te vervallen. Een vrije en solidaire samenleving heeft geen scholen nodig. In een vrije en solidaire samenleving zoals anarchisten die veelal nastreven, vinden jonge mensen, individueel en in groepsverband, soms zonder en vaak met steun van oudere mensen, hun weg wel in de wereld, met onbevangenheid en nieuwsgierigheid en de behoefte aan sociabiliteit als gids. Dan is die wereld immers ingericht, niet op productie en arbeid maar op leven. Dan zijn mensen geen middelen meer, geen personeel in dienst van instellingen en bedrijven, van staat en kapitaal, maar levende wezens waarvan de ontplooiing en de vervulling van hun verlangens geen middelen zijn voor opgelegde doelen, maar doel op zich. Scholen dienen het lot te ondergaan van al die instellingen waarmee het systeem en de heersers ons eronder houden, het lot van politiebureaus en gevangenissen, van kazernes, banken, slachthuizen en wapenfabrieken: ogenblikkelijke en desnoods hardhandige sluiting.

Peter Storm