Over het kiezen van vijgenblaadjes

dinsdag 9 maart 2021

Onderstaand artikel verscheen al op Konfrontatie Digitaal. Nu dus ook hier.

De verkiezingen zijn weer in aantocht. Het bombardement van bijbehorende propaganda is intussen al wekenlang niet meer te harden. Op mij heeft het wel effect: grote irritatie. Die stemoproepen sterken mijn vastbeslotenheid om ook dit jaar mijn keus te maken en mijn stemmetje te laten horen: tegen de gerichtheid op die stembusstrijd zelf.

Stemmen is instemmen met een structuur die opgezet is om ons de rechtstreekse zeggenschap over eigen leven te ontfutselen en er ons de illusie van politieke zeggenschap voor in de plaats te geven. Ik doe daar niet aan mee. Nog harder en frequenter roepen dat ik daarmee mijn linkse plichten verzaak maakt me alleen maar meer obstinaat in deze anti-keuze.

Mijn keus om niet naar de stembus te gaan is gebouwd op meerdere soorten argumenten. Er zijn een om te beginnen wezenlijke zaken waarin verkiezingsdeelname haaks straat op mijn principes. Die principes heb ik niet voor niets omarmd, er zijn stevig onderbouwde tegenwerpingen nodig voor nodig om daar van af te wijken.

De tweede soort argumenten ligt in een weging van die tegenwerpingen. Mij overtuigen ze niet, al sluit ik niet uit dat ze dat onder zeer bijzondere omstandigheden ooit wel doen. In een ander artikel belicht ik ook dat tweede soort argumenten. Even geduld dus nog, lieve Bij1-enthousiastelingen 🙂 Hier gaat het me vooral om enkele principiële en fundamentele kwesties rond het kiezen van politici. Vooral, maar niet uitsluitend het gangbaar soort politici.

Ik accepteer geen staat, geen overheid, geen institutionele autoriteit boven mij. Ik geloof niet dat zulke autoriteit noodzakelijk en rechtmatig is. Een wereld van gelijkwaardige, vrije mensen die individueel en samen hun zelfbeschikking uitoefenen heeft geen bazen nodig. Ook geen gekozen bazen. Ook geen goedkope – en tegelijk vaak peperdure! – schertsfiguren die voor baas spelen en de echte bazen door middel van slecht theater aan het gezicht onttrekken. Daar begint het.

Het kiezen van politici is echter nu juist het kiezen van een soort bazen. Je keus maak je op een enkel ogenblik. De zeggenschap over jou hebben ze vervolgens de volle termijn van vier jaar, als we ons even tot Tweede Kamerleden in Nederland beperken. De termijn kan anders zijn maar het principe is hetzelfde.

Nu wil ik best iemand kiezen die over specifieke zaken mijn spreekbuis is om samen met andere mensen bepaalde zaken namens mij te coördineren. Ik accepteer delegatie van specifieke bevoegdheden. Ik wil best iemand aanwijzen die mijn gedelegeerde is. Maar die wil ik ten allen tijde terug kunnen fluiten. Ik wil zeggenschap over wat die gedelegeerde namens mij naar voren brengt. En ik wil die gedelegeerde door een ander kunnen vervangen als die zich boven mij verheft en zich tegen mij keert. De zeggenschap loopt van onder naar boven. Permanent.

Maar dat is dus niet hoe het vertegenwoordigend stelsel werkt. Bij het kiezen van een parlement gaat de zeggenschap maar op een enkel moment van onder naar boven. Eenmaal gekozen is het parlementslid jouw baas. Namens jou helpt dat parlementslid wetten te maken. Namens jou, maar zonder dat je er nog zeggenschap over hebt. Ik wil eventueel een gedelegeerde, een afgevaardigde, en altijd onder mijn toezicht en zeggenschap. Ik wil echter geen vertegenwoordiger die namens mij maar zonder mij beslissingen kan nemen. Een minuutje zeggenschap van onderop tegen vier jaar zeggenschap van bovenaf vind ik een hele slechte ruil. Bevoegdheden kun je delegeren. Personen kun je echter niet representeren, zonder afbreuk te doen aan de zeggenschap van de persoon die door een ander gerepresenteerd wordt.

Ik wil dus geen machthebbers boven mij, ook geen gekozen machthebbers. Ik zie in het kiezen van politici een soort van abdicatie, een afstand doen van de zeggenschap die ik zelf heb. Het is eigenlijk een soort magisch denken. Je ‘hebt’ een stem. Maar de enige manier dat je daar iets van merkt, is als je die stem ‘uitbrengt’ – en dan ben je die stem dus ogenblikkelijk en voor de volle termijn weer kwijt. In werkelijkheid ‘heb’ je die stem dus eigenlijk niet. Je hebt hooguit een stempas.

Maar stemmen is niet alleen abdicatie. Stemmen is tegelijk usurpatie: een onrechtmatige toe-eigening van macht over anderen, zonder hun toestemming. Als ik stem, en ‘mijn’ kandidaat wint, dan is die kandidaat niet alleen mijn baas, maar ook die van jou. Ik kies een bestuurder niet voor mijzelf alleen, maar voor alle mensen in de politieke eenheid waar die bestuurder zeggenschap over heeft: gemeente, provincie, of land.

Ik kies dus niet alleen mijn baas maar ook die van jou. Met welk recht? Heb jij mij ooit toestemming gegeven om mensen aan te wijzen die zeggenschap over jou uitoefenen? Ja, jij kunt zelf ook stemmen en daarmee mensen aanwijzen die soortgelijke zeggenschap over mij uitoefenen. Maar heb ik jou daar ooit toestemming voor verleend? Met verkiezingen doen we niet alleen afstand van een stuk eigen macht; we doen er paradoxaal genoeg ook een greep naar de macht mee, naar macht van bovenaf over elkaar, macht die ons helemaal niet toekomt.

Beide punten maken de stembusgang voor mij tot principieel bezwaarlijk. Ik wil geen politieke macht over jou, ik wil met jou samenwerken waar dat zinnig is en waar dat met wederzijds goedvinden gebeurt. Verder laat ik jou met alle plezier met rust, en wil ik dat jij dat met mij ook doet.

Verkiezingsdeelname staat hier haaks op. Verkiezingen organiseren tegelijk abdicatie en usurpatie, en zorgen ervoor dat het politieke bestuur de schijn kan hooghouden dat er met instemming van de bevolking geregeerd wordt. Niet met mijn instemming dus, wie er ook van bovenaf bestuurt. Zelfbestuur is iets anders, maar precies daarvoor heb je geen parlementsverkiezingen nodig. Die bereik je door eigenhandig en gezamenlijk in actie te komen. Zelf doen, samen doen, en de boel niet uit handen geven aan politici, hoe democratisch gekozen ze ook zijn.

Het bovenstaande is redelijk abstract, dat weet ik. Het gaat over representatie – een repressieve absurditeit waarmee acht van bovenaf van legitimatie wordt voorzien – versus delegatie – een praktische mogelijkheid waarmee via zeggenschap van onderaf in de mogelijkheid tot coördinatie wordt voorzien. Het gaat over wat stemmen symboliseert, uitdrukt: abdicatie dus, en tegelijk usurpatie. Abstracties, zou je kunnen zeggen, maar naar mijn mening geen onbeduidende zaken. Machtsuitoefening is voor een flink deel immers op symboliek en legitimatie gebouwd. Op abstracties, dus. Maar kan het misschien ook concreet?

Jawel, het kan concreet. Maar dan worden de zaken nog veel erger. Abstract gezien kies je in de stembus een politieke baas, als je ter stemming gaat tenminste. In werkelijkheid is die baas doorgaans helemaal de baas niet. Parlementsleden regeren geen land. Dat doen ministers, gebundeld in een regering. Het gekozen parlement kan aan zo’n kabinet in meerderheid steun verlenen, en het parlement kan samen met die regering wetten maken. Maar de regering regeert en is in die zin pas echt de baas.

Of toch niet? Veel beleid wordt voorbereid door hoge ambtenaren in ministeries. Die ambtenaren hebben we niet gekozen. Ministers maken vervolgens keuzes uit door de ambtenarij voorgekookte beleidsmodellen. Zijn die ambtenaren dus eigenlijk niet de echte bazen in de politiek? En kiezen ‘we’ dus eigenlijk niet vooral spreekbuizen van die ambtenarij?

Maar daarmee zijn we er nog niet. Ambtenarij bestuurt niet in een luchtledige. Het overheidsapparaat bestuurt in een kapitalistische context. Als ‘ de economie’ niet functioneert, stagneert de belastingopbrengst en is het voor een regering moeilijker om geld te lenen. De overheid moet dus wel een florerende markteconomie willen om zelf te kunnen functioneren. Alleen al dat maakt het overheidsapparaat tot een kapitalistische staat.

Om ervoor de zorgen dat die staat weet wat ‘het bedrijfsleven’ wenst, is het zo geregeld dat ondernemers en hun lobbyisten toegang hebben tot ministers en topambtenaren, op een manier en met een frequentie die voor de rest van de bevolking niet zijn weggelegd. Topmensen van Shell en Unilever kunnen in en uit lopen bij het ministerie van Economische Zaken. Dat moeten wij eens proberen, dan staat er security en mogelijk ook ME op ons te wachten.

Politici zijn die ondernemers veelal ter wille. Soms uit overtuiging, omdat ze echt denken dat een ondernemersvriendelijke wereld de best mogelijke van alle werelden is. En anders hebben ondernemers wel drukmiddelen, van publiciteit via de Telegraaf tot en met het dreigen met kapitaalvlucht en met het overplaatsen van bedrijven naar landen waar ondernemers nog meer hun zin krijgen dan hier.

Er is nog een motief dat politici tot uitvoerders van kapitaalbelangen en ondernemerswensen helpt worden. Politici zijn veelal lieden voor wie een politieke loopbaan niet de hele carrière omvat. Na tien, vijftien of twintig jaar vinden ze het vaak welletjes, raken ze uitgerangeerd of opgebrand. Dan dringt de wens zich op om ‘meer tijd met het gezin door te brengen’.

Tegelijk lonkt dan een andere rol: een veelal goedbetaalde bestuurs- of adviesfunctie in het bedrijfsleven. Natuurlijk zullen grote concerns zo’n functie eerder geven aan een politici die zulke concerns als parlementariër en/of minister erg ter wille is geweest. Politici die in deze termen aan hun toekomst denken, wegen daarmee ondernemersbelangen maar beter adequaat mee in hun huidige besluitvorming. Het maakt politici tot belangenbehartigers van kapitalisten, van kapitaalsbelangen. Is dat legaal? Vast wel. Legale corruptie is het.

Een Clinton en een Obama ‘verdienen” – pardon: vangen – als celebrity in het lezingenciruit ene veevvoud van wat ze als president bij elkaar harkten. Maar ze zij celebrity omdat ze president zijn geweest. Wim Kok vergaarde een dik belegde boterham na zijn premierschap, met goedbetaalde plekken in raden van commissarissen en dergelijke. Met die plekken beloonden kapitalisten een sociaaldemocraat die de kapitalistenklasse uitstekende diensten bewees.

Die kapitalisten zijn dus op allerlei manieren feitelijk de echte bazen. De politici die ‘we’ kiezen, zijn vooral vijgenblaadjes voor de kapitalistische macht. Het verschil tussen rechtse en linkse politici is dan dat linkse politici enigszins onwillige vijgenblaadjes zijn voor die kapitalisten, terwijl rechtse politici veelal echt geloven in hun pro-kapitalistische rol. Hoe dan ook, wat we kiezen is vaak weinig meer dan versiering en woordvoerderij, geen wezenlijke beslissingsmacht. Ogenschijnlijk besturen ze namens ons. In werkelijkheid doen ze het werk van de kapitalistenklasse, of ze dat nu enthousiast doen of met zichtbare tegenzin.

We kiezen dus veelal vooral vijgenblaadjes als we ter stembus gaan. Waarom zou ik meedoen aan die flauwekul, als ik daarmee ook nog mijn eigen zeggenschap weggeef en een bestel help legitimeren dat die legitimiteit geenszins verdient?

Peter Storm