Eddy Korwa’s ‘De Verstekeling’ – een Papoea-vrijheidsstrijder aan het woord

zaterdag 2 januari 2021

Onderstaand artikel is een recensie die ik schreef voor de website van de Tilburgse Anarcho Sociëteit TAS. Daar staat het dus al te lezen.

Eddy Korwa’s ‘De Verstekeling’ – een Papoea-vrijheidsstrijder aan het woord

Het Nederlandse koloniale rijk leverde in zijn nadagen de ene akelige episode op na de andere. Sommige episodes hebben relatief veel aandacht gekregen, sommige aanzienlijk minder. Relatief weinig aandacht was en is er voor de lotgevallen van West Nieuw-Guinea, deel van het koloniale Nederlands Indië maar vanaf 1950 daar door Nederland van losgekoppeld en buiten de soevereiniteitsoverdracht aan het onafhankelijke Indonesië gehouden. Nederland had andere plannen met het gebied. De Nederlandse politiek wekte grote verwachtingen bij de Papoea’s van het gebied, die niet minder dan zelfbeschikking was beloofd, precies waar Indonesische onafhankelijkheidsstrijders vijf bittere bloedige jaren voor hadden moeten vechten.

Natuurlijk maakte het Koninkrijk der Nederlanden die verwachtingen niet waar. Dat doen koloniale mogendheden zelden met bevolkingen die ze eerst jarenlang als primitieve ‘inlanders’ hebben weggezet. Papoea’s die deze plechtige Nederlandse beloften serieus hadden genomen en hun politieke onafhankelijkheid waren gaan voorbereiden, kwamen van een koude kermis thuis toen Nederland onder zware internationale druk het gebied alsnog aan Indonesië overliet, met een tijdelijk VN-bestuur vanaf 1962 als tussenstation en schaamlap voor wat Papoea’s niet ten onrechte ervoeren als verraad. Indonesische militairen zwaaiden vanaf dat moment de scepter, in 1969 kwam er nog een referendum waarvan de uitslag zich onder omstandigheden van bezetting liet raden.

Dat is de historische achtergrond bij een prachtig nieuw boek, ‘De verstekeling – van Sorong naar Rotterdam’ . Het is geschreven door Eddy Korwa, opgegroeid in Nieuw Guinea, in 1964 als verstekeling naar Nederland gekomen en aldaar actief gebleven in en voor de vrijheidsstrijd van Papoea’s tegen de Indonesische koloniale heerschappij. Korwa vertelt in het boek hoe hij opgroeide in de jaren van groeiende verwachtingen, hoop op en inzet voor zelfbeschikking, jaren ook van groeiende spanning en angst voor de naderende Indonesische overname van het gebied. Vervolgens de ontsnapping aan de Indonesische onderdrukking in 1964 samen met zijn maat Tony: ze weten een Nederlands schip op te komen, daarbij geholpen door een Nederlands bemanningslid, een vroeger correspondentievriendje dat hij totaal onverwachts treft. Het vervolg is een hoogtepunt in het boek. Hoe de kapitein de jongemannen na ontdekking weer aan land wilde zetten, een angstige toekomst in Indonesische handen tegen moet. Hoe de bemanning daar een stokje voor steekt door de kapitein duidelijk te maken dat die dan een nieuwe bemanning kan gaan zoeken. Hoe ze bij een tussenstop in Australië in de cel gezet worden. En zo verder. Uiteindelijk komen we aan in Rotterdam, waar Korma opgevangen wordt door een bouwvakker die hem aan werk helpt. Via via komt hij uiteindelijk als chauffeur bij Defensie te werken.

Het verhaal gaat vervolgens over zijn politieke activiteiten, in Nederland en later ook internationaal om de zaak van de Papoea’s in Nederland op de kaart te zetten. Aanvankelijk gaat dat nog in een bijna nostalgische context waarin hij bijvoorbeeld merkt dat ‘veteranen’ sympathie uiten. Het is in de tekst niet helemaal duidelijk te zien wie hij hier precies bedoelt. Maar het gaat kennelijk over soldaten die in dienst van Nederland hebben gevochten tegen Indonesië, en dus tegen de vijand van de Papoea-vrijheidsstrijd. Bij een tweedaagse vrijheidsmars in 1969 bijvoorbeeld: ‘Sommige veteranen liepen een stukje met ons mee en ze zongen hun liedje wat wij nog zo goed kenden: “En wat doen we met Soekarno als hij komt, als hij komt…”’ Natuurlijk was Soekarno, de eerste Indonesische president, gehaat door Papoea’s wiens land hij bezette. Maar hij was ook de hate figure van het Nederlandse koloniale gezag. Papoea’s stonden in hun recht tegenover Indonesië, maar het Nederlandse koloniale gezag stond dat allerminst. Het tekent de wrange positie van de Papoea-strijd die rechtmatig ontvoogding nastreefde, en aanvankelijk de onrechtmatige koloniale oppervoogd van het hele gebied daarbij toch nog geneigd was te zien als would-be-bondgenoot of minstens als bondgenoot manquee.

Later veranderde dit overigens, en dat politieke traject van Korwa dat we mee beleven maakt het boek extra fascinerend. In 1992 is hij met een delegatie op een bijeenkomst van de VN-werkgroep voor Inheemse volken in Genève. Dat is een soort eye-opener voor Korwa. ‘Tijdens de conferentie drong he tot me door dat wij Papoea’s niet het enige volk zijn dat in eigen land opzij wordt gezet. Natuurlijk wist ik dat wel. Maar door te luisteren naar de toespraken van al die verschillende afgevaardigden begon het pas goed tot me door te dringen. Enerzijds het besef dat we niet alleen zijn – en het ook niet alleen hoeven te doen. Anderzijds de harde realiteit dat dit onrecht op zoveel plekken van de wereld gebeurt – terwijl diezelfde wereld het liefst de andere kant op kijkt of het verhaal allang vergeten is.’ (pag. 177). Van een koloniale ereschuld was de vrijheidsstrijd van Papoea’s nu onderdeel geworden van een internationale antikoloniale strijd.

Hij ontdekt ook nieuwe bondgenoten in Nederland: mensen bijvoorbeeld die zich inzetten voor een vrij Oost-Timor, bezet door Indonesië vanaf 1975 tot de uiteindelijke onafhankelijkheid in 2002.(1) Hij trekt uit zijn ervaringen de les: ‘We moeten onszelf als Paoea-gemeenschap niet teveel isoleren, maar juist naar buiten treden en ook vriendschappen sluiten in kringen die misschien niet zo voor de hand liggen. En dan heb ik het niet alleen over Genève, maar ook over bijvoorbeeld dat latere contact met de krakers van ACU in Utrecht en over het contact met de Oost-Timorese activisten. Bij dit soort vriendschappen gaat het niet over onze eigen problemen, maar ook over leren en delen met elkaar.’(181) Van deze geest – vriendschappen sluiten, leren en delen met elkaar – is het boek doortrokken. De krakers van Utrecht komen we trouwens nog een paar keer tegen: op een foto van het toen nog niet ontruimde kraakpand Ubica, en in een olijke opmerking over het vegetarische eten van die krakers waar hij weinig mee kon. ‘Net zo goed denk ik dat ze achter onze rug ook grapjes maakten over de papeda die ze bij ons kregen voorgezet: behangplak.’(208). Van veteranen als bondgenoot naar vriendschap met Utrechtse krakers, het kan verkeren, nietwaar?

Het boek gaat intussen over veel en veel meer dan alleen de antikoloniale politieke dimensies. We zien hoe Korwa zich een plaats weet te vinden in de Nederlandse maatschappij, tegen vooroordelen in die hij nergens met racisme aanduidt maar daar beslist niet vrij van zijn. We lezen over culturele manifestaties, over het zaalvoetbalteam waarmee hij op tournee gaat in Vanuatu, over nog veel meer. Heel ironisch is zijn ervaring met wat later ‘integratie’ genoemd ging worden, als hij van de gemeente Nieuwegein te horen krijgt dat hij en de Papoea-vereniging waar hij dan actief in is, geacht worden mee te werken aan ‘herscholing’. Hoe dat verder gaat, lees je op pagina 170-171, ik ga niet alles verklappen.

De man is een enthousiast verteller, hij neemt je meteen mee in zijn verhaal en hij laat je eigenlijk niet meer gaan ook. Het lezen ervan gaat des te vlotter doordat de tekst voortdurend afgewisseld wordt met illustraties, van foto’s uit zijn levensverhaal, dagboekfragmenten, paperassen, oude krantenartikelen, een heel plakboek dat veel meer is dan enkel plaatjes-bij-de-tekst.

Zijn er dan helemaal geen minpuntjes aan het boek? Nou, een namen- en zakenregister zou het boek nog nuttiger hebben gemaakt. Maar dat nut is sowieso al groot want zo heel veel aan toegankelijk materiaal over de vrijheidsstrijd van de Papoea’s is er helemaal niet. Die strijd duurt, tegen zware Indonesische repressie en koloniale exploitatie vanwege een grote goudmijn, nog steeds voort. Wie een zakelijke analyse van de hele kwestie zoekt, heeft met ‘De Verstekeling’ wellicht niet het juiste boek in handen. Wie zich echter wil laten meevoeren in een levensverhaal dat over die strijd een heleboel leerzaams biedt, is bij Eddy Korwa aan het juiste adres. Voeg daar een boel lees- en kijkplezier bij, plus de liefdevolle verzorging van het geheel, dan weet je waarom het boek een aanrader is.

Eddy Korwa, ‘De Verstekeling – Van Sorong naar Rotterdam’ (Utrecht, 2020), ISBN 978 90 826367 8 9)

Noot:

1 Hier stond eerst 1990. Een alerte meelezer wees me op het juiste jaartal. Verbeterd dus, met dank.

Peter Storm